Nieuwsberichten
Position paper: pluriformiteit aan arbeidscontracten maakt arbeidsmarkt wendbaar, sterk en dynamisch
Deze week debatteert de vaste kamercommissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de beleidsplannen rondom zzp. Bovib stuurt samen met andere brancheverenigingen een inhoudelijk advies en kritische vragen naar de fracties. Lees hier ons position paper.
De Tweede Kamercommissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) debatteert op woensdag 7 juni over het zzp-dossier en de voortgangsbrief ‘Werken met en als zelfstandige(n)’ van 16 december 2022. In deze brief presenteert minister Karien van Gennip (SZW) diverse plannen en voorstellen om de arbeidsmarkt te hervormen, de balans te herstellen en de regels rondom het werken met zelfstandigen toekomstbestendiger te maken. Wij komen als coalitie van brancheverenigingen met een reactie op deze plannen.
In onderstaand position paper zetten wij uiteen welke plannen wij ondersteunen en zetten wij kritische kanttekeningen bij enkele voorstellen, omdat wij vinden dat deze niet werkbaar zijn in de praktijk, onuitvoerbaar voor de Belastingdienst en zodoende niet voor de duidelijkheid zorgen waar men al jaren naar op zoek is. Wij ondersteunen het streven naar een gelijk speelveld. Wel komen wij met een inhoudelijke reactie op de verduidelijking van de beoordeling van arbeidsrelaties en de intensivering van handhaving op schijnzelfstandigheid.
Meer duidelijkheid over de beoordeling van arbeidsrelaties
In de voortgangsbrief van 16 december staat dat het kabinet de open norm ‘werken in dienst van’ verder wil verduidelijken. Om dit te doen worden er twee nieuwe criteria aan de beoordeling toegevoegd. Dit zijn (1) inbedding in de organisatie en (2) het zelfstandig ondernemerschap. Het criterium zelfstandig ondernemerschap moet dan gelden als een contra-indicatie voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst.
Wij vinden het positief dat het kabinet nadrukkelijk aandacht besteedt aan zelfstandig ondernemerschap. Daarbij zijn vinden we wel dat de ondernemerscriteria voldoende gewicht moeten krijgen in de beoordeling van de arbeidsrelatie. Wij vragen ons af hoe de onderlinge weging is tussen de drie criteria en op welke manier het criterium zelfstandig ondernemerschap verder uitgewerkt gaat worden. Ons inziens wordt dit nog niet duidelijk in de antwoorden op het Schriftelijk Overleg van 9 februari.
Advies: ondernemerscriteria eerst
Ons advies is om eerst de ondernemerscriteria te toetsen, alvorens te kijken naar ‘gezag’ en ‘inbedding in de organisatie’. Door eerst te toetsen of er daadwerkelijk sprake is van zelfstandig ondernemerschap, ontstaat er meer zekerheid en duidelijkheid voor zzp’ers, intermediairs en opdrachtgevers. Daarbij zal dit ook de handhaafbaarheid voor de Belastingdienst vergroten, omdat de groep waar handhaving nodig is, kleiner zal worden. Wij zijn er voorstander van om duidelijke en toetsbare ondernemerscriteria te formuleren en deze naar voren te halen in de beoordeling van de arbeidsrelatie. De huidige ondernemerstoets van de Belastingdienst is een goed voorbeeld van dergelijke criteria. Een aantal van deze criteria kan één op één worden overgenomen.
Dit zal zorgen voor een duidelijker onderscheid tussen werknemers en zelfstandigen. Als coalitie van brancheverenigingen denken we graag mee over concretisering en uitwerking van deze criteria.
'Inbedding in de organisatie'
Verder hebben wij stevige twijfels of het introduceren van het criterium inbedding in de organisatie daadwerkelijk voor meer duidelijkheid gaat zorgen. De vraag of er bij dit criterium gekeken wordt naar ‘het werk’ of ‘de werkende’ is nog niet beantwoord. Dit is juridisch gezien zeer relevant en tot op heden is het voor ons niet duidelijk waar de wetgever naar kijkt.
Wij, als specialisten op de (flexibele) arbeidsmarkt, vinden dat er gekeken moet worden naar de werkende in plaats van het werk dat uitgevoerd wordt. Het werk dat uitgevoerd wordt is daarbij minder relevant, omdat zelfstandig ondernemers (die ook evident zelfstandig ondernemer zijn) soms tijdelijk worden ingehuurd om werk uit te voeren dat ingebed is in de organisatie. Dit moet mogelijk blijven, aangezien het missen ervan serieuze negatieve gevolgen zal hebben voor de continuïteit van de dienstverlening van vele organisaties. Ook zal het voor de Belastingdienst zeer complex zijn om op de werkvloer te handhaven. De wijze waarop met inbedding zal worden omgegaan is tot op heden onduidelijk en dat is zowel voor de wetgever, als voor de intermediair en handhaver problematisch.
Rechtsvermoeden van werknemerschap bij lagere uurtarieven
Wij steunen het voorstel van de SER om een rechtsvermoeden van werknemerschap in te voeren onder het uurtarief van 35 euro. Een rechtsvermoeden van werknemerschap kan de positie van kwetsbare werkenden versterken door de bewijslast om te keren. Het voorstel van de SER maakt duidelijk onderscheid tussen zelfredzame zelfstandigen en kwetsbare zelfstandigen met lagere uurtarieven. Die denkrichting omarmen wij. Van groot belang is om bij de uitwerking van het rechtsvermoeden aandacht te hebben voor de bijkomende administratieve lasten voor zzp’ers en opdrachtgevers.
Verbetering van handhaving op schijnzelfstandigheid
In de voortgangsbrief van 16 december ‘22 wordt nogmaals benoemd dat het kabinet de ambitie heeft om handhaving op korte termijn te versterken en verbeteren en uiterlijk op 1 januari 2025 het handhavingsmoratorium op te heffen. Als coalitie van brancheverenigingen zijn wij voorstander van handhaving, mits wet- en regelgeving duidelijk is voor de betrokken partijen.
Handhaving zal enkel effectief en uitvoerbaar zijn als de spelregels duidelijk op papier staan en het aan de voorkant goed geregeld is. Het rapport van de Algemene Rekenkamer van april 2022 heeft dit nogmaals duidelijk uiteengezet en de complexiteit van het handhavingsvraagstuk wordt in dit rapport helder samengevat.
Ook blijven wij voorstander een sectorale benadering van om het vraagstuk omtrent handhaving. Wij adviseren de minister dan ook om handhaving op arbeidsrelaties gericht te starten in sectoren waar veel werkenden aanspraak maken op het rechtsvermoeden. Dit maakt het effectiever en zal kwetsbare werkenden met lagere uurtarieven sneller beschermen. Ook wordt er dan optimaal gebruik gemaakt van de geringe capaciteit aan handhavers, waar de Belastingdienst mee te kampen heeft.
Conclusie
Tot slot blijven wij als coalitie van brancheverenigingen voorstander van voldoende keuzevrijheid voor werkenden om zelf hun arbeidsrelatie vorm te geven. Wij stellen dan ook graag de vraag hoe het inbeddingscriterium zich verhoudt in relatie tot de vrijheid van het ondernemerschap.
Een pluriformiteit aan arbeidscontracten maakt onze arbeidsmarkt juist wendbaar, sterk en dynamisch. Keer op keer blijkt uit onderzoek dat het merendeel van de zzp’ers graag wil blijven ondernemen en dat deze doelgroep uitermate tevreden is over hun werkomstandigheden, werk-privé balans en autonomie. Zij zijn trots op het werk dat zij doen en hechten grote waarde aan hun gevoel van flexibiliteit en vrijheid. Positieve cijfers die wij graag koesteren en nogmaals voor het
voetlicht brengen in dit position paper.
Als coalitie van brancheverenigingen denken wij graag mee over de volgende stappen in dit dossier en wij doen dan ook de oproep aan de politiek en beleidsmakers om met ons in gesprek te blijven. Een goed functionerende arbeidsmarkt, met oog voor de behoeften en wensen van alle werkenden, is tenslotte in ieders belang.
Met vriendelijke groet,
Marco Bastian, directeur NBBU
Désirée Simons, voorzitter RIM
Marc Nijhuis, voorzitter Bovib
Stef Witteveen, voorzitter Commissie Wetgeving en Voorlichting
Reacties
Log in om de reacties te lezen en te plaatsen